In de uitvoering van het Integraal Zorgakkoord is regionale samenwerking dé sleutel tot betere mentale gezondheid van inwoners. Maar wie verbindt de huisarts, het sociaal domein en de ggz in de praktijk? ROS’en bouwen aan de mentale gezondheid met huisartsen, ggz en gemeenten. Zoals Mura Zorgadvies die laat zien hoe je beleid omzet in werkbare netwerken.
Inwoners met psychische klachten vinden nog te vaak geen passende hulp. De wachtlijsten groeien, het zorgaanbod is gefragmenteerd en domeinen werken langs elkaar heen. Het Integraal Zorgakkoord (IZA) onderstreept daarom het belang van integrale samenwerking. Regionale Ondersteuningsstructuren (ROS’en) vervullen hierin een unieke rol: onafhankelijk, deskundig én vertrouwd met de regionale en lokale werkelijkheid. Ze zijn de stille krachten achter samenwerkingen die echt het verschil maken.
ROS’en als regisseurs van verandering
ROS’en zijn geen zorgaanbieders of gemeenten, maar onafhankelijke regionale adviesorganisaties die domeinen verbinden. Ze kennen de spelers weten wat de situatie is in de regio en ondersteunen bij het opzetten van netwerken, projecten en overlegstructuren. En tegelijk brengen ze kennis in vanuit andere regio’s en landelijke ontwikkelingen.
Mura Zorgadvies: hoe de ROS werkt aan mentale gezondheid
In de regio Gelderse Vallei heeft Mura Zorgadvies een centrale rol gespeeld bij het opzetten van de Coalitie Mentaal Vitaal, een netwerk van organisaties uit zorg, sociaal domein en welzijn. Carla Lens, programmamanager Coalitie Mentaal Vitaal, Vitale Gelderse Vallei: "Wat bijzonder effectief is, is dat Mura een helikopterview en brede blik over organisaties heen combineert met goeie regionale kennis en expertise. Deze combinatie is essentieel om werkelijk vooruitgang te boeken en een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de transformatie.”
Eén van de projecten uit die coalitie is de Overlegtafel ggz, waarin huisartsen, sociaal domein medewerkers en ggz-professionals gezamenlijk complexe casuïstiek bespreken. Suzan Buitenhuis van Mura Zorgadvies ziet dat het overleg effect heeft: inwoners komen sneller op de juiste plek terecht en professionals leren elkaar beter kennen en vinden, ook buiten de overlegtafel om. Tegelijkertijd stelt ze kritisch de vraag: "Is het overleg al stevig genoeg om zelfstandig door te gaan? Professionals hebben het ontzettend druk, hun aandacht ligt bij de patiëntenzorg. Tijd om te verbeteren is schaars. Daarbij is een partij nodig die blijft aanjagen, coördineren en innoveren. "
Ook droeg Mura bij aan een regionaal mentaal vitaal preventieprogramma. Daarbij is het sociaal domein goed aangehaakt, maar de organisatie-en domeinoverstijgende samenwerking blijft uitdagend. Hoe zorgen we voor een regionaal doorlopend aanbod van preventie-interventies en hoe maken we deze beter zichtbaar en vindbaar? Suzan merkt op dat de structurele knelpunten niet alleen in de uitvoering zitten, maar ook in de systemen: "Het is verleidelijk om de ‘hapklare’ ggz-aanpak te doen, maar de complexe patiënten blijven op de wachtlijst staan. Als je kijkt naar wat er echt nodig is, dan schuurt het. We zouden veel meer buiten bestaande kaders willen opereren en experimenteren”.
Wat ROS’en signaleren: samenwerking groeit, maar systemen remmen af
In de regio waar Mura actief is, ziet de adviseur dat de bereidheid om samen te werken bij professionals groeit. Huisartsen, ggz-aanbieders en medewerkers vanuit het sociaal domein begrijpen steeds beter dat ze samen het verschil kunnen maken voor mensen met mentale problemen. Het opzetten van lokale en regionale netwerken en interventies zoals overlegtafels helpt om die samenwerking concreet te maken.
Toch is dat niet vanzelfsprekend. Suzan van Mura benadrukt dat de uitvoering regelmatig stokt op praktische belemmeringen: “Wie zorgt dat een nieuw initiatief goed onder de aandacht wordt gebracht en waar ga je naartoe als het niet werkt. Wie neemt eigenaarschap voor een overlegtafel? Wie zorgt voor voorbereiding en wie is de voorzitter? De mensen die we aan tafel hebben, zijn ook diegenen met volle agenda’s en overvolle wachtkamers. Die nauwelijks tijd hebben om elkaar, elkaars aanbod en taal te leren kennen en begrijpen. De mogelijkheid om écht te bouwen aan verbetering is hierdoor beperkt.” Tegelijkertijd merkt ze dat het opbouwen van onderling contact én vertrouwen wel werkt: professionals leren elkaar kennen en durven daardoor vaker buiten hun eigen organisatie en domein te denken.
Suzan waardeert het om regelmatig aan te sluiten bij het overleg mentale gezondheid van verschillende ROS’en in de regio. Het kennen van collega-adviseurs maakt het makkelijker om kennis uit te wisselen en elkaar snel te helpen bij vragen zoals afwegingen over waar de inkoop van het Verkennend Gesprek kan plaatsvinden: de RHO of kerninstelling ggz? “Een belletje is zo gedaan,” zegt ze. Juist dat informele contact maakt het mogelijk om van elkaar te leren en te zien hoe vergelijkbare uitdagingen in andere regio’s worden aangepakt.
Beleidsvragen raken de praktijk en andersom
De signalen uit de regio’s raken direct aan vragen die beleidsmakers bij VWS, NZa en zorgverzekeraars zich stellen: hoe werken regionale netwerken? Wat zijn de barrières bij domeinoverstijgend samenwerken? Welke preventie-initiatieven leveren echt iets op? En hoe zorg je ervoor dat samenwerking ook na een projectperiode doorgaat?
De ervaringen van Mura laten zien dat de beweging weliswaar op gang is, maar dat structurele borging een volgende stap vereist. Tijd, eigenaarschap en financiering zijn daarin bepalend. Domeinoverstijgend werken vraagt om loslaten van bestaande kaders, ook aan beleidskant. Suzan: “Als we een experimenteel traject opzetten, bijvoorbeeld om een wachtlijst te verkorten of behandelaren uit te wisselen voor gezamenlijk groepsaanbod, vraagt het transformatieplan ook om KPI’s en businesscases. Dat is logisch, maar vrij beperkt om te pionieren. Niet alles laat zich in euro’s uitdrukken. Soms voorkom je dat een situatie escaleert, dan zou ook als maatschappelijke meerwaarde die minder meetbaar is moeten tellen.”
Voor beleidsmakers ligt hier een kans. Door het vertrouwen en de autonomie van regionale netwerken te versterken, en ruimte te bieden voor tijdelijk maatwerk, kunnen kleine initiatieven uitgroeien tot structurele verbeteringen. Daarbij helpt het om ROS’en actief te betrekken. Zij signaleren vroeg, verbinden partijen, én weten wat er in andere regio’s gebeurt. ROS'en leveren onafhankelijke procesbegeleiders met overzicht die deze maatschappelijke opdracht in de regio kunnen vervullen.
Wat is een ROS?
Een ROS (Regionale Ondersteuningsstructuur) is een onafhankelijke organisatie die samenwerking in de eerstelijnszorg en het sociaal domein versterkt. ROS’en adviseren, begeleiden en verbinden bij regionale gezondheidsvraagstukken. Met betrokkenheid van zorg- en welzijnsorganisaties, gemeenten, zorgverzekeraars en andere cruciale partners smeden de ROS’en regionale netwerken en samenwerkingsverbanden die bijdragen aan de toegankelijkheid van zorg en welzijn en de gezondheid van inwoners.
Inspirerende voorbeelden uit andere regio’s
Niet alleen in Gelderse Vallei, maar in heel Nederland wordt gebouwd aan mentale gezondheid met huisartsen, ggz en het sociale domein.
Voorbeelden uit andere regio’s